Open brief Herman Baeten aan de muzieksector

Dit is een gearchiveerd bericht

16.06.2006

Herman Baeten, voorzitter van de beoordelingscommissie muziek en directeur van Musica, vindt dat het hoog tijd wordt dat de muzieksector zich gaat organiseren en een inhoudelijk discours aangaat. In een open brief, geschreven in eigen naam, verwijt hij de muzieksector een gebrek aan visie en toekomstperspectief.

Open brief aan de muzieksector

Enkele weken geleden kreeg de Vlaamse muzieksector de adviezen van de beoordelingscommissie toegestuurd. De betrokkenen wachten nu enkel nog op de beslissing van de minister. Los echter van de al dan niet gunstige adviezen en het antwoord van de minister, lijkt het me de hoogste tijd dat de sector zich grondig gaat organiseren en een inhoudelijk discours durft aan te gaan.

Binnen het Vlaamse muziekleven ontbreekt deze dimensie op dit ogenblik totaal. Iedereen werkt en pleit voor eigen winkel, van toekomstvisie is geen sprake en zelfs op het louter artistieke niveau kijkt men nauwelijks verder dan het eigen atelier. Men kijkt niet eens over de muurtjes van de genres, waardoor de sector totaal verdeeld en versnipperd aan de aftrap van de nieuwe subsidieronde verscheen. Jaren geleden al heb ik de sector hiervoor gewaarschuwd. Maar er is niets gebeurd: geen acties, geen organisatieconcept, geen debat.

Vergeleken met de podiumkunsten en de dans hinkt de muzieksector ver achterop. Niet op gebied van individuele kwaliteit en artistiek programma: er leeft erg veel talent en kwaliteit in Vlaanderen en de podia bieden voortreffelijke programma’s aan. Maar op gebied van langetermijnvisie en inhoudelijk discours staan we nergens. De podiumkunsten en de danssector herbronnen zich geregeld door de organisatie van rondetafelgesprekken, door de redactie van een kwaliteitsvol tijdschrift, door het inschakelen van specialisten, door internationale dialoog. Hun aanpak wordt bovendien ondersteund door studies van wetenschappelijke instellingen die niet alleen het veld enquêteren, maar in het verlengde daarvan ook sterk onderbouwde teksten produceren waarin wordt ingegaan op interessante vragen en meningen uit het veld.

In de muzieksector is dat alles zo goed als onbestaand. Het wetenschappelijke werk beperkt zich hier – overigens vaak met vrucht – tot muziekanalyses en historisch onderzoek. Naar de diepere grond van het muzikale veld wordt echter niet gepeild. Dat laatste moeten we wellicht meer van de sociologie en pedagogie dan van de muziekwetenschap verwachten, dat kan best zijn. Niettemin kijk ik met heimwee terug naar de periode waarin de universiteit van Gent internationale debatten organiseerde over muzieksociologie en nieuwe stromingen in de muziek. En al ging dat toen inhoudelijk niet expliciet over de organisatie van het muziekleven in Vlaanderen, er was tenminste debat en dialoog, er werd nagedacht en van gedachten gewisseld.

De professionele muziekwereld heeft zich naast de podiumkunsten bij een werkgeversorganisatie aangesloten en ze vertegenwoordigt daar ook het grootste aantal leden. Nochtans weegt de groep amper in de sector. In de meeste gevallen laten ze zich afvaardigen door hun zakelijke leiders en er wordt dan ook vooral gepraat over cao’s en loononderhandelingen, soms eens over decreten en de impact hiervan op de individuele leden. Zelden echter wordt er gepraat over toekomstperspectieven, over de rol van de muziek in onze maatschappij, over spreiding en overaanbod, over internationale positionering, over de plaats van de muziek in het bredere culturele veld. Waar een instituut als het VTI jarenlang mee aan de kar heeft geduwd om de podiumkunsten te professionaliseren en een inhoudelijk discours mee te geven, is dat in het muziekleven totaal afwezig. Het Muziekcentrum Vlaanderen voert dit debat niet en wil zich, vanuit zijn positie tussen sector en beleid, niet opwerpen als een vertegenwoordiger van de sector. Ik weet niet wat het verschil is tussen de taakomschrijving van een steunpunt voor muziek enerzijds en een voor podiumkunsten anderzijds, maar het vertaalt zich concreet alvast in een geheel andere attitude. Met als gevolg dat het debat niet op gang wordt getrokken, laat staan indien nodig geactualiseerd.

De muzieksector heeft zich door dit gebrek aan debat en visie steeds verder naar de achtergrond laten verdringen. Waar maatschappelijk gezien nooit zoveel muziek werd beoefend als vandaag en waar muziek binnen de kunsten een steeds aanzienlijker plaats is gaan innemen, blijft de sector zelfgenoegzaam met het eigen verhaal bezig en praat het amper of niet mee over mogelijke en gewenste hervormingen in het beleid. Hierdoor weegt de muzieksector ook veel te weinig op het nieuwe kunstendecreet. Het is geleden van het kabinet Dewael dat er nog een musicus als kabinetsmedewerker werd aangetrokken. Zijn opvolgers combineerden een en ander meestal met andere sectoren en ze deden en doen daarin goed werk. Toch blijft ook op dit beleidsniveau de nood bestaan aan mensen die met hart en ziel aan de muzieksector verknocht zijn en de taal van de sector perfect verstaan en in beleidstermen kunnen interpreteren.

Overigens moeten we het niet alleen in het beleid gaan zoeken: in het hele kunstenverhaal komt muziek inhoudelijk veel te weinig aan bod. Steeds meer podiumkunsten en zelfs de beeldende kunsten maken dankbaar gebruik van muziek. Die wenden ze dan echter meer aan als een middel om hun concept en verhaal te verruimen, slechts zelden heeft muziek er een centrale rol. Musici zijn blij als ze in zo’n professioneel totaalconcept kunnen meedraaien en stellen zich voorts geen onderliggende vragen. Dat is meer dan spijtig, want ook dat dringt de muziek almaar verder in een secundaire rol.

Toen het nieuwe kunstendecreet werd geschreven, regende het debatten en vergaderingen. De muzieksector schitterde door haar afwezigheid. Pas als het nieuwe decreet een feit was, steeg kritiek op uit muzikale hoek. Uiteraard veel te laat. Waar nu nog een aparte erkenningsronde voor muziek bestaat, is voor 2010 een procédé voorzien waarbij muziek samen met de andere kunsten geëvalueerd zal worden. Indien we er tegen die tijd niet voor zorgen om als sector voldoende gewicht in de schaal te leggen, voorspel ik dat het debacle groot zal zijn en dat de huidige evaluatie- en adviesronde slechts een leuke herinnering zal zijn in vergelijking met wat de muzieksector dan te wachten staat.Blijkbaar echter voelt niemand zich geroepen om verantwoordelijkheid op te nemen voor het inhoudelijke discours. Wie uit de sector is bereid om in een toekomstige beoordelingscommissie te zetelen en daar veel tijd in te investeren? Wie is bereid om gedachtewisselingen te organiseren en ideeën te formuleren die de toekomst van de sector op langere termijn in beeld kunnen brengen? Wie is bereid om mee te sleutelen aan de culturele programma’s van de politieke partijen en op die manier een beleidsvisie voor muziek op langere termijn af te dwingen? Wordt dat het werk van mislukte artiesten en uitgebluste organisatoren of van de artistieke én zakelijke leiders van de grote ensembles, gesteund door de grote muziekhuizen en organisaties?

Wie is bereid om grondig te discussiëren over de plaats van de muziek in het onderwijs, zowel in het reguliere als het kunstonderwijs? Wie wil de maatschappelijke discussie aansteken over de relevantie van onze huidige muziekopleiding? Is er nog plaats voor jong opgeleide musici of blijft het terrein bezet door een beperkte groep kwalitatief toonaangevende muzikanten die overal aan de bak komen en zo de verjonging en vernieuwing bewust of onbewust afremmen? Wie wil er mee denken en praten over het culturele Europa van morgen en een internationaal debat aanvuren over de plaats van Vlaanderen in het Europese muziekverhaal? Wat is de rol van het muziekleven in Vlaanderen, hoeveel moet de overheid hierin investeren? Hoeveel ruimte moet het beleid vrijmaken voor de sector?

Het Vlaamse muziekleven wordt internationaal zeer gewaardeerd omwille van zijn kwaliteit en originaliteit. Het wordt echter tijd dat de aandacht niet meer alleen naar uitvoeringspraktijken gaat, naar studie van historische authenticiteit, naar analyses van het complete oeuvre van een componist, naar de creatie van nieuwe muziek, enzovoort, maar dat er ook maatschappelijke vragen worden gesteld.
Het is makkelijk om nu te schieten op een beoordelingscommissie of straks op de minister die misschien niet de juiste beslissingen neemt. Hoe echter kan een minister als pleitbezorger van een grotere ondersteuning van het muziekleven binnen zijn regering voldoende resultaat afdwingen als de muzieksector zelf geen stappen onderneemt? Het lijkt wel alsof de sector in een lethargische slaap is gesukkeld, alleen nog musicerend op de tonen van het grote eigen gelijk…

Ik wil daarom de hele sector oproepen om vanaf nu een breed debat op te zetten waarin de problematiek in kaart wordt gebracht en we geen enkel probleem uit de weg gaan. Een oproep aan de grote muziekhuizen, omdat zij het duidelijkst de nood aan zo’n debat ondervinden en wellicht ook de meeste slagkracht hebben om het te organiseren. Een oproep ook aan de grote ensembles en hun artistieke leiders: doe mee aan deze discussie, help mee om de muzieksector een nieuw elan te geven, stel de maatschappelijke vragen die nodig zijn om de sector verse zuurstof toe te dienen. Een oproep ook aan de hogescholen en de universiteiten: zij moeten studies en debatnota’s ontwikkelen die de juiste vragen stellen en hun studenten aanmoedigen tot onderzoek naar de plaats van het muziekleven in Vlaanderen en naar de toekomst van deze sector in het Europese verhaal.

Het is vijf voor twaalf.
Aangezien de beslissingen voor de volgende subsidieronde er over drie jaar al aan komen, na een adviesronde waarvoor normaal gesproken de nieuwe dossiers eind augustus 2008 moeten worden ingediend, moeten we tegen medio 2009 al een flink eind opgeschoten zijn. We hoeven ons in elk geval niet de illusie te maken dat er rond die tijd nog veel ruimte zal zijn om een onderling verdeeld veld de gewenste ondersteuning te geven. Mijn vrees is groot dat verjonging en vernieuwing dan helemaal op de tocht komen te staan en we dan een lange sombere periode tegemoet gaan.Persoonlijk ben ik van harte bereid om aan dit debat deel te nemen en nog meer tijd te investeren in de toekomst van onze sector. Zowel voor mij als de andere deelnemers zal die opgave uiteraard wegen op onze vrije uren en de vaak al erg hoge tijdsdruk voor de eigen organisatie. Maar in het besef dat we aan een overlevingsstrategie toe zijn voor het Vlaamse muziekleven in zijn geheel, kunnen we echt niet langer vanuit ons eigen speeltuintje blijven toekijken.Ik hoop dat de muzieksector deze open vraag massaal en geïnteresseerd zal beantwoorden en we dit najaar al kunnen beginnen met het uittekenen van de probleemstelling – en waarom niet meteen met de eerste debatten?

Herman Baeten
Voorzitter beoordelingscommissie muziek
Directeur Musica, impulscentrum voor muziek

Terug Meer nieuws