Klara-Carrièreprijs 2008 voor René Jacobs

Dit is een gearchiveerd bericht

18.12.2008

Bij de Klara-Muziekprijzen gaat het niet enkel om de bekroning van de meest opmerkelijke cd-uitgaven. Klara wilde er met de Klara-Carrièreprijs ook een soort van ’Lifetime achievement Award‘ aan toevoegen, op Vlaamse leest geschoeid. Een eerbetoon dus aan een musicus van bij ons met internationale uitstraling. De voorbije edities lauwerde Klara klarinettist Walter Boeykens, mezzo-sopraan Rita Gorr, Wannes Van de Velde, hét boegbeeld van de volkszang in Vlaanderen, componist en dirigent Vic Nees, Paul Van Nevel, pionier onder de pioniers van de Franco-Vlaamse polyfonie, de bekendste Belgische filmcomponist en dirigent Frédéric Devreese en vorig jaar jazzicoon Toots Thielemans. Met de Klara-Carrièreprijs 2008 bevindt René Jacobs zich in select gezelschap.

Uit het juryverslag

Pionierswerk verrichten; muziekhistorisch maar vooral ook multidisciplinair onderzoek doen, de resultaten hiervan consequent toepassen en in zijn eigen musiceren en op die manier nieuwe referentiepunten plaatsen… Dat is in een notendop de carrière en verdienste van contratenor en dirigent René Jacobs. Als contratenor in een periode waarin deze stemsoort nog haast als curiosum werd beschouwd, was hij verplicht zijn eigen weg te zoeken. Dankzij zijn pionierswerk, cursussen en overtuigende opnamen moeten we deze voor de barok cruciale stemsoort niet missen. Jacobs’ liefde voor vocale muziek en literatuur voerden hem onvermijdelijk naar de opera, het genre waar ‘vocalità’, tekstinterpretatie en historische context bij uitstek mekaar ontmoeten. Maar tegelijk is opera misschien ook wel het genre waar het repertoire het meest onwrikbaar is en waar historische inzichten in uitvoeringspraktijk en enscenering lange tijd eerder laatdunkend werden bekeken. René Jacobs introduceerde het streven naar authenticiteit in de internationale operascene en verruimde het repertoire. Dat dat een goede optie was bewees hij zelf, door de pure kwaliteit van de concerten die hij zong en de operavoorstellingen die hij dirigeerde. Redenen genoeg om de Klara-Carrièreprijs dit jaar aan hem uit te reiken.

René Jacobs: ‘Laat de muziek de dienares van de tekst zijn’

Niet de pianolerares die hem op zijn vingers mepte, noch zijn muziekminnende moeder die hem op z’n zesde tegen zijn zin naar ‘Cavalleria rusticana’ meesleurde, brachten René Jacobs (1946, Gent) de liefde voor muziekdrama bij. Wel het jongenskoor van de Sint-Baafskathedraal, waarmee hij doordeweeks Gregoriaans zong, op hoogdagen polyfone missen, en één keer per jaar de ‘Matthäus Passion’. Als een van de eerste contratenoren gaf Jacobs vervolgens mee richting aan de barokrevolutie. Intussen is hij ’s werelds beroemdste dirigent van ouder operarepertoire.

Stefan Grondelaers had in november een interview met René Jacobs, dat eveneens verscheen in het novembernummer van Muziek&Woord, hierbij een aantal fragmenten.

Was het begin jaren 1970 lastig uw falsetstem ingang te doen vinden bij een groot publiek?
Het was vooral moeilijk een zangpedagoog te vinden die interesse had voor mijn stemgeluid. Ik kwam voor het eerst met een contratenor in aanraking toen ik als tenor meezong in een productie van ‘The Fairy Queen’ waarin ook Alfred Deller zat, de allereerste contratenor. Ik wist weliswaar dat mijn falsetregister interessante expressieve mogelijkheden bood, maar ik had nog nooit iemand exclusief falset horen zingen. Ik ben dan zelf beginnen te experimenteren, maar vond aanvankelijk nauwelijks pedagogische ondersteuning. (…)

Men zegt wel eens dat uw faam als contratenor minder te maken heeft met uw zeer karakteristieke timbre dan met de manier waarop u uw muzikale zinnen fraseert in functie van de tekst.
Ik heb de afgelopen dagen in Wenen met de muzikanten naar oude uitvoeringen op historische instrumenten geluisterd, iets wat ik zelden doe. Daar zat onder meer de allereerste authentieke uitvoering bij, die van La Petite Bande waarin ik zelf een rol zong. En ook nu viel het me weer op hoe groot mijn tekstbekommernis zelfs in die tijd al was. Tekst is altijd mijn voornaamste aanknopingspunt geweest in oude muziek.

U gaat wellicht de geschiedenis in als de dirigent die ‘definitieve’ uitvoeringen van Monteverdi en Mozart gerealiseerd heeft. Wat me bij uw paradepaardjes opvalt, is dat ze zonder uitzondering op geniale libretti gebaseerd zijn, Monteverdi op Striggio en Busenello, Mozart op Da Ponte. (…)
Het libretto is voor mij fundamenteel: ik bereid de meeste opera’s die ik dirigeer in eerste instantie voor op basis van het libretto en dan pas via de muziek. Ik werk ook het makkelijkst samen met regisseurs die zo functioneren.

Is het enorme succes van uw ‘Orfeo’-productie uit 1998 mede het resultaat van het feit dat choreografe Trisha Brown zich vooral op de tekst baseerde voor haar enscenering?
Ze was in elk geval uitstekend voorbereid, onder meer omdat ze een dramaturge onder de arm genomen had die gespecialiseerd was in het 17e-eeuwse Italiaans. Dat soort achtergrond en specialisatie tref je tegenwoordig helaas veel te weinig aan: regisseurs baseren zich vaak op een soort globaal concept van de muziek, die ze meestal niet eens kunnen lezen. Ik vertrek zoals gezegd van het libretto en daarbij komt mijn filologische achtergrond me uitstekend van pas. (…)

U bent naar eigen zeggen geen purist maar uw achting voor een libretto gaat soms vrij ver. Ik verwijs bijvoorbeeld naar uw ’Don Giovanni’, die u nadrukkelijk als een komisch drama blijft presenteren hoewel Mozart voor de Commendatore-scènes zijn meest dramatische muziek schreef…
Ik ben om te beginnen zeker geen muzikale purist. (…) ‘Maar als ik alle evidentie samenvoeg, dan kom ik uit op een soort rococoversie van James Dean die op controversiële wijze grenzen probeert te verleggen. En dat zijn volgens mij niet eens seksuele grenzen. (…)En dus vind ik het fout om Don Giovanni als een ouder wordende ladykiller te portretteren zoals in toenemende mate het geval is in moderne uitvoeringen. (…)

Wat naast uw aandacht voor het libretto opvalt, is uw trouwe werkrelatie met een klein aantal orkesten zoals het Freiburger Barockorkester en de Akademie für Alte Musik Berlin.
Kijk, het is logisch dat ik het liefst werk met orkesten die op historische instrumenten spelen. Ik heb mijn hele carrière als zanger aan de zijde van dergelijke ensembles doorgebracht en de zeldzame keer dat ik eens een modern symfonieorkest dirigeer, valt het me op hoe eendimensionaal bijvoorbeeld moderne fluiten klinken in vergelijking met de oudere traverso’s. (…) Dat ik tussen de barokorkesten vooral de Duitse ensembles prefereer die u opnoemt, heeft te maken met het feit dat die orkesten zichzelf opgericht hebben en niet echt met één bepaalde dirigent geassocieerd worden. Freiburg wordt elk jaar ouder met mij. Bij een modern operaorkest maak je ook nooit mee dat de muzikanten bij het begin van een repetitie naar het libretto of zelfs maar naar een synopsis vragen om het verhaal te kunnen volgen.

Alle beroemde Vlaamse barokorkesten zijn natuurlijk in hoge mate met één naam, die van hun oprichter, geassocieerd.
En die worden dus zelden of nooit door andere mensen gedirigeerd. Maar een jong Belgisch orkest als B’Rock interesseert me zeer: ik heb ze dan ook naar de Innsbrucker Festspiele uitgenodigd [waarvan Jacobs intendant is – SG] waar ik ze voor het eerst live zal horen.

Philippe Herreweghe krijgt op dit moment veel bijval voor zijn vertolking van Mahlers ‘Wunderhorn Lieder’ omdat hij Mahlers muzikale uitbeelding van tekstaspecten zo sprekend in beeld brengt. Ziet u zichzelf nog ooit zo jonge muziek uitvoeren?
Het verwondert me niet dat die Mahler zo mooi is. Philippe heeft precies dezelfde weg afgelegd als ik; ook hij is in de barok begonnen, ook hij heeft Montverdi gespeeld. Wel, Monteverdi heeft ooit enigszins provocerend gezegd dat muziek te allen tijde de dienares van de tekst moet blijven…  En ook ik ga jongere muziek spelen. Volgend seizoen bijvoorbeeld ga ik ‘Tancredi’ van Rossini. (…) En voor 2012, staat Beethovens ‘Fidelio’ op het programma. (…)

U bent ontegenzeglijk even beroemd als uw Vlaamse collega’s Philippe Herreweghe, Jos van Immerseel of Paul van Nevel, maar anders dan die heren bent u nooit een degelijk Vlaams ‘huismerk’ geworden. Hoe komt dat?
Daar zijn twee redenen voor. Om te beginnen doe ik vooral opera, en als ik een opera dirigeer dan ben ik in principe bij alle repetities aanwezig, ook de scenische. Ik heb nu zes weken in Wenen gerepeteerd, maar afgezien van twee korte afwezigheden heb ik alles op dagelijkse basis gevolgd, wat me onbeschikbaar maakt voor bijvoorbeeld het Festival van Vlaanderen. Anders dan mijn Vlaamse collega’s heb ik bovendien ook geen eigen Vlaams ensemble waarvoor ik subsidies kan aanvragen. Dat maakt mijn producties helaas een stuk duurder. Het voordeel is wel dat ik daardoor ook veel vrijer ben, wat ik dan weer bijzonder aantrekkelijk vind.

Klara-Carrièreprijs 2008, de uitreiking: zaterdag 17 januari tijdens ‘Klara in het Paleis 2009’, om 15.30 uur in de Henry Leboeufzaal van het Brusselse PSK.
Klara-Carrièreprijs 2008, Kurt Van Eeghem praat met René Jacobs: zaterdag 17 januari tijdens ‘Klara in het Paleis 2009’, om 14.15 uur in Foyer 1 van het Brusselse PSK.

www.klara.be

Verwante items in de databank

Personen/groepen:René Jacobs (dirigent, oude muziek, repertoire)

Terug Meer nieuws